Foto links: De Mariakerk van Uithuizermeeden. Foto: ©Jur Kuipers.

 

Wanneer in 1489 in de rechtstoel van Uithuizen en Uithuizermeeden een regeling wordt getroffen over de omgang van het redgerrecht is er sprake van Tyarckinga, Tyadingahuis of Ungersma. Het redgerrecht behoort dan aan Dutmer Rengers. Deze woont op het huis Ten Dijke.

 

Zijn kleindochter Anna Rengers, een dochter van Luirt Rengers ten Dijke, trouwt met Wolter Huinge, een stad-Groninger, die daardoor Tyadingahuis, zoals het dan genoemd wordt, verkrijgt. Bovendien erft hij in 1553 van zijn vader het huis de Wijert bij Helpman, waar hij en zijn vrouw gaan wonen. Tyadingahuis wordt verhuurd.

 

Wolter Huinga, geboren circa 1516, heeft met Anna Rengers (huwelijk 1547) de borg Ungersma ogenschijnlijk wel bewoond, want zijn zoon Jonker Rudolf Huinga (overleden 19 april 1574) heeft in de Mariakerk van Uithuizermeeden een graftombe met de volgende tekst:

 

DE E. E. JR. RUDOLF HUINGA OP UNGERSMA. OBIIT XIX APR. A° MDLXXIV. NASCENDO MORIMUR. UT MANUS ARTIFICIS SAXO SUPERINDUIT ARTE / HUMANI FORMAM CORPORIS EGREGIAM / NON ALITER DEUS OMNIPOTENS ET RECTOR OLYMPI / MASSAE ANIMAM IUNGIT CORPOREAE AETHEREAM / ET QUANDO AETERNAE MENTIS DIVINA VOLUNTAS / SIC IUBET, HORUM ITERUM DISSOCIATUR AMOR / ATQUE UT DE TERRA MORTALIA CORPORA NATA / SUNT, ITA RURSUS IN HANC SOLVITUR OMNIS HOMO (1)

 

Beeldhouwwerk: Op een voetstuk, liggend op een matras, een geharnaste man met molensteenkraag, houdend een schedel, aan het voeteneinde vergezeld van een liggende leeuw.
N.B. Wit geverfd zandsteen. Oorspronkelijk midden op het koor, tekst verdeeld over de voor en achterzijde. Sedert 1708 tegen zuiderkoormuur. Gerestaureerd 1785. Zie: KGO, blz. 176a, 274a. Tekst van beide zijden in 19e eeuw herschilderd aan voorzijde. Afgebeeld: GSL, blz. 362/363. (1)

 

Ook bevindt zich in de kerk een grafsteen van juffer Ode Huynge met als tekst:

 

Anno 1562, op den 20 december stilo vetero, is in Godt verstorven de eerhaere en veel deugtsaeme juffer Ode Huynge; sy is begraeven in het coor van de kercke op de Meden, dese spreuck staet op haer grafsteen: MORS ULTIMA LINEA RERUM.(2)

Wapen: Onherkenbaar. Helmteken: een adelaar [Huinga]. Kwartieren: I onherkenbaar. II Tamminga. (2)

N.B. Vrijwel geheel onherkenbaar. Tekst: CVH, blz. 36. Sporen van wapenfiguren. Vergelijk: KGO, blz. 176a. (2)

 

Wolter Huinge en Anna Rengers

Niet alleen heeft Wolter Huinge (Huinga) de Wijert verbouwd, maar ook te Uithuizermeeden heeft hij 'gewaldich getymmert'.  De tombe van zijn zoon Rudolf staat aanvankelijk midden op het koor, maar is in het midden van de vorige eeuw verplaatst naar de muur. Zijn bouwactiviteit kost Wolter meer geld dan hij zich kan veroorloven. Eerst worden zijn goederen met hypotheken bezwaard, daarna verkocht; de Wijert in 1575 en Ungersma, welke naam nu de gewone wordt, in 1576. Wolter zelf, die de Hervorming is toegedaan, moet in 1580 uitwijken naar Oost-Friesland. Hij sterft in 1587.

 

Bij verkoop in 1576 wordt Ungersma opgemeten, waarbij vermeld wordt, dat Wolter zelf de gebruiker is geweest.

 

Kerk van Uithuizen (grafmonument Rodolf Huinga). Foto: 17 juni 2013. Bron: Gouwenaar, 17 juni 2013, Wikipedia. Licentie: Creative Commons. Het betreft een Rijksmonument (nr. 21315).

 

GRAFTEKST:
DE E. E. JR. RUDOLF HUINGA OP UNGERSMA. OBIIT XIX APR. A° MDLXXIV. NASCENDO MORIMUR. UT MANUS ARTIFICIS SAXO SUPERINDUIT ARTE / HUMANI FORMAM CORPORIS EGREGIAM / NON ALITER DEUS OMNIPOTENS ET RECTOR OLYMPI / MASSAE ANIMAM IUNGIT CORPOREAE AETHEREAM / ET QUANDO AETERNAE MENTIS DIVINA VOLUNTAS / SIC IUBET, HORUM ITERUM DISSOCIATUR AMOR / ATQUE UT DE TERRA MORTALIA CORPORA NATA / SUNT, ITA RURSUS IN HANC SOLVITUR OMNIS HOMO.

 

Wolter en Rudolf Huinga (4)

Is van Rudolf Huinga niets bekend, van zijn vader weten we des te meer. Wolter Huinga wordt rond 1520 geboren als zoon van Roelof Huinga de jonge, drost van Oldambt, en Bauwe Cater. Hij stamt uit een familie die al vanaf de 13e eeuw burgemeesters levert. In 1547 trouwt hij, tegen de zin van de verwanten, met de 23-jarige Anna Rengers, dochter van Luert Rengers ten Dijke, hoofdeling te Pieterburen, en Ode Tamminga. Beide echtelieden kunnen bogen op kwartieren uit de aanzienlijkste stedelijke en Ommelander families. De stad Groningen biedt weinig gelegenheid om hun adellijke positie en afkomst te profileren en het jonge echtpaar slaat, net als meer tijdgenoten uit dezelfde stand, de vleugels uit. In 1524 heeft Roelof Huinga de Olde, Wolters grootvader, van zijn neef Focke Ripperda en diens zusters twee ‘wyarden’ te Helpman gekocht, met de ‘olden nedergeworpen husinghe, steen, holt, palen ende alle hoer toebehoren.’ De ruïneuze behuizing wordt door Wolter Huinga na zijn huwelijk betrokken en verbouwd tot ‘een gewaldige, costelicke borch’, het huis ‘De Wijert’, waarnaar de huidige Groninger stadswijk genoemd is. De representatieve buitenplaats nabij de stad is voor de jonge edelman nog niet voldoende. Hoe ‘costelick’ De Wijert ook is, een borg in de Ommelanden met daaraan verbonden heerlijke rechten is voor een ambitieuze en prachtlievende edelman aantrekkelijker als woonplaats dan een buiten in het door de stad Groningen gedomineerde Gorecht, zeker in een Ommelander dorp waar nog geen andere adellijke familie een prominente plaats in kerk en gemeenschap inneemt.

 

Ungersma

Het huwelijk met Anna Rengers brengt aanzienlijke goederen in de Ommelanden aan, onder andere het bezit van Tyadingaheerd te Uithuizermeeden, de latere borg Ungersma, en de heerlijke rechten op enkele andere heerden in Uithuizen en Uithuizermeeden. Wolter Huinga lijkt al kort na zijn huwelijk van plan te zijn geweest om zijn positie aldaar uit te breiden, want in 1549 koopt hij bijvoorbeeld ook de rechten op Eilardahuis te Uithuizermeeden. In 1554 wordt Tyadingaheerd nog verhuurd, maar in de jaren daarna zal hij in Uithuizermeeden ‘gewaldich getymmert’ hebben en wordt de heerd tot een representatieve borg, Ungersma, verbouwd.

 

Het huidige borgterrein, ten zuiden van de kerk, en de lange oprijlaan zijn nog altijd goed herkenbaar en geven een indruk van het complex en zijn positie in het dorp, voordat een eeuw later Rensuma de rol van prominente borg overneemt.

 

Het oudste spoor van Wolters ambities in de kerk van Uithuizermeeden is de grafzerk van zijn dochter Ode, die in 1562 als kind overlijdt, en onder een renaissanceportretzerk in het koor wordt begraven, wat erop wijst dat het gezin dan al in Uithuizermeeden gevestigd is.

 

De zerk van Ode is sterk afgesleten, maar een 19e-eeuwse tekening van J.E.H. Hooft van Iddekinge geeft een betere indruk, met onder andere de vier kwartieren van de overledene. Haar grafzerk toont het meisje naakt, in een onbedoeld wulpse houding opgebaard. Dergelijke renaissancezerken, met een perspectivische opbouw over meer verdiepingen, zijn in Groningen zeer zeldzaam. Ongetwijfeld moeten we de steenhouwer in Friesland zoeken, destijds het centrum van de verbreiding van de nieuwe stijl.

 

Een herenbegrafenis

Twaalf jaar later treft een tweede slag het gezin, als de zoon Rudolf als jonge twintiger op 19 april 1574 overlijdt. Kosten noch moeite lijken gespaard te zijn om zijn memorie in de kerk te tonen. Midden op het koor wordt het monument geplaatst, met de edelman in zandsteen uitgehouwen. Aan de voet van het monument ligt, vermoedelijk naast de even grote zerk van zijn zuster, zijn zandstenen grafsteen, eveneens in renaissancestijl. De tekst is op enkele woorden na nauwelijks meer leesbaar, maar gelukkig geeft een tekening van Hooft van Iddekinge een vollediger tekst, mét de datum en een deel van de naam, waardoor de identificatie zeker is:

 

Anno 1574, den 19 April .../  is in Got verstorven ... ... / Erentfesten Ro... Hu...a / des Seele moet rusten ... re

 

Het grafmonument van Rudolf Huinga circa 1920. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen, (818-15445), foto: P.B. Kramer (1912-1922).

 

De grafzerk vertoont de overledene als opgebaard lijk, terwijl daarboven het ongeschonden fraaie lichaam, ‘egregia forma humani corporis’, aldus het opschrift , in volle glorie te bewonderen is. Het grafschrift bevestigt dit beeldprogramma. Het vergelijkt aan de ene kant de vervaardiging van het kunstwerk met de bezieling van het menselijk lichaam en spot van alle mensen. Of dit harde oordeel van Eppens (6) zonder bedenking overgenomen moet worden, is de vraag. Een rol daarbij zal namelijk ook gespeeld hebben dat Wolter weliswaar na 1580 als voorstander van de Reformatie in ballingschap naar Emden is gegaan, maar zich later gematigder heeft getoond, in de Ommelanden terugkeert en tegen zijn protestante verwanten over erfenissen procedeert. Hij toont zich daarmee in Eppens’ ogen niet solidair met zijn medeballingen. Vóór zijn overlijden in 1587 keert Wolter overigens tot zijn protestantse opvattingen terug, maar zijn weduwe en dochter laten hem, tegen zijn wil, op katholieke wijze begraven. Zijn zoon Luert is hem in hetzelfde jaar in Friesland in de dood voorgegaan, nog geen veertig jaar oud, met nalating van een dochter uit zijn korte huwelijk met Frouke Entens. Hij heeft zijn goederen geheel verteerd, aldus Abel Eppens, in de ijdele verwachting van promotie tot kapitein.

 

In 1578 heeft hij De Wijert al moeten verkopen. Wolters dochter Jeye lijkt ongehuwd te zijn gebleven en zijn dochter Hidde trouwt een militair op het slot Dillenburg. Tot de bedelstaf geraakt deze tak van het oude geslacht Huinga niet, maar met de vroegere glans is het gedaan. Wat resteert zijn de sporen in Uithuizermeeden, al is het niet meer dan een schaduw van de situatie in de 16e-eeuw. De borg Ungersma heeft geen adellijke bewoners meer gekend en wordt tot boerderij verbouwd. Het grafmonument voor Rudolf Huinga wordt in 1640 verplaatst naar de huidige locatie aan de zuidmuur van de kerk. Het hekwerk dat het later omgeef en nog enige glans verschaft, wordt in de vorige eeuw verwijderd en ligt nu opgeslagen in de kerkschuur. Het pleidooi van een zekere Teun Juk om dit te herstellen verdient dan ook opvolging. De grafzerken van Ode en Rudolf zijn eveneens van het koor verwijderd en onder de vloer in de toren begraven. In 1937 zijn zij teruggevonden.

 

De postume reputatie van Rudolf Huinga

Toch hebben de inspanningen van het echtpaar Huinga- Rengers de herinnering aan Rudolf Huinga veel goed gedaan. In 1828 verhaalt de schoolmeester van Uithuizermeeden over Ungersma dat volgens overlevering:

Jr. Rodolf Huninga of Huinga vóór de Reformatie de borg heeft bewoond, ‘zynde een zeer vermogend en verdienstelyk Edelman geweest, en uit hoofde van zyne groote kundigheden de vraagbaak der ingezetenen, ook is het vorige orgel in de kerk alhier, door hem bekostigd geworden; uit kracht van welk een en ander dan ook de ingezetenen van de Meeden op hunne kosten, de graftombe op het koor van de kerk alhier, ter zyner eere en gedachtenis hebben laten vervaardigen. Ofschoon geharnasd zynde schynt echter niet zeker te zyn, dat Huninga tot den Krygsdienst behoorde. Hy is gehuwd geweest aan Oede Tamminga, doch zonder kinderen verwekt of althans nagelaten te hebben, hebben, overleden.’ (5)

De overlevering heeft dus de verdiensten van vader en zoon Huinga met elkaar verenigd en heeft de eer voor de vervaardiging van het monument aan de bevolking toegeschreven. Een tekening in de collectie Bodel Nijenhuis van het monument maakt het nog bonter en meldt zelfs dat Rudolf overste onder Karel V en in 1566 medeondertekenaar van het Verbond der Edelen was. In dit opzicht zijn Wolter Huinga en Anna Rengers in hun opzet zeker geslaagd en heeft de memoria voor de betreurde zoon de werkelijkheid verre overtroffen.

In de akte van verkoop van de borg in 1576 lezen we het volgende:

 

Akte van verkoop door Wolter Huinga en Anna Rengers, echtelieden, aan Anna Sickinghe (lees: Anna Gisens), weduwe van Johan Sickinghe, van al hun landen, erven, goederen, huizingen, hoven, singels en grachten, met alle gerechtigheden, heerlijkheden graven en kerkstoelen te Uithuizermeeden en Uithuizen, waaronder Ungersmaheerd, Aldingahusingaheerd, de heerd Eylardehuis, Lamkemaheerd, Wiertsemaheerd, samen 340¼ grazen, 18 roeden, met het principale huis, nevengebouwen, het principale heem, het grote hof, en alle hoven, bruggen, poorten, singels, grachten enz., met 4 redgerrechten, alle overrechten, zijl-, dijk- en wegrechten, graven en kerkstoelen, met de helft van de redger-, over-, zijl- , dijk- en wegrechten op Holwinde, te Zandeweer en Uskwerd vallende, waarvan hun zwager en zuster Manninga (Hayo Manninga en Ditmars Rengers) de wederhelft toekomt, het aandeel van de verkopers in de Sint-Catharinaprebende te Uskwerd, het halve recht te Bedum, afkomstig van vrouw Syallema, 1576. Vidimus, 1650. (RAR) (3).


De koopster is Anna Gijsens, weduwe van Johan Sickinghe op Warffumborg. Ungersma wordt dan omschreven als het 'principaele huys ende veer cameren omtrent dat huis staende' en onder andere bruggen, poorten, singels, vele rechten, graven en gestoelten in de kerk. Bij Ungersma horen ruim 75 grazen binnendijks en bijna 58 grazen buitendijks. Het buitendijks land is van Wiersmaheerd afgenomen en bij Ungersma gevoegd.


Hiermee is wel zo ongeveer een eind gekomen aan het bestaan van Ungersma als borg. Het is niet bekend, dat er leden van de familie Sickinghe hebben gewoond. Wel hebben ze de rechten uitgeoefend. Om de 20 jaar valt het redgerrecht op de heerd. In 1674 komt dit recht aan Menkema.

 

De heerd zelf komt na de dood van Anna Gijsens aan haar zoon Harmen Sickinghe. Omstreeks 1626 wonen er Enne Mellens en zijn vrouw Hillechien Aljes. Enne Mellens overlijdt er in dat jaar ten gevolge van een val.


Een gevelsteen in de boerderij die er thans staat draagt het opschrift:

 

Mello Ennens en Elisabet Luierts hebben dit huis geset anno 1664

 

Daarbij staat een huismerk. De boerderij staat niet op de plek van het oude Ungersma, waarvan de sloping omstreeks die tijd zal hebben plaatsgevonden, maar waarschijnlijk op 'het grote hof', onder welke benaming Ungersma later voorkomt.

 

Op de kaart van Frederik de Wit uit 1670 staat ten noordoosten van het ‘edelhuis’ Ulger, de latere Ulgersmaborg ingetekend. Daarnaast ligt een ‘minderhuis’ met de naam Schay ingetekend. De kaart van Nicolaas Visscher uit 1684 geeft deze namen maar draait de locaties precies om. De borgenkaart van Theodorus Beckeringh uit 1781 laat ten oosten van de Ulgersmaborg een buitenplaats genaamd Zorgwijk zien.

 

1. Het borgterrein waar de borg Ungersma heeft gestaan. 2. De kerk van Uithuizermeden. 3. Oud kerkpad. 4. Weg naar Oldenzijl. 5. Pastorie. Bron: De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Kaart: 1973. (sectie G 1 no. 454). Bron: De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Formsma e.a., 1973.

 

De borg met grachten, tuinen, singels en vijvers is gedetailleerd ingetekend op de kaart van Hottinger uit 1792. Op deze kaart is te zien dat het tuinontwerp van Ulgersmaborg en dat van Zorgwijk sterk op elkaar lijken en dat bij beide tuinen de oriëntatie van de grachten en singels op het noordwesten was aangelegd.

De boerderij die na de sloop van de Ulgersmaborg op het borgterrein is gebouwd is later Zorgwijk genoemd,  maar heeft geen relatie met de verdwenen buitenplaats. Voor zover bij mij bekend bestaat deze boerderij niet mee.

Het borgterrein met de oprijlaan en gracht is nog intact. De gracht is waarschijnlijk een buitengracht geweest. Op het zuidwestelijk gedeelte van het terrein tekent zich namelijk een singel af, terwijl men in 1892 bij graafwerk voor een nieuw voorgebouw stuit op een oude gracht, de binnengracht dus.

 

De boerderij Ungersma onder de rook van Uithuizermeeden, Paapstilsterweg (14?). De toren van de Mariakerk is nog te zien. De foto is waarschijnlijk gemaakt in 1913. In 1950 heeft Aerophote uit Eelde er nog een luchtfoto van gemaakt, waarop slingertuinen te zien zijn. De daken van de beide schuren zijn dan bedekt met ander materiaal. Later wordt het jaartal 1888 vermeld met als gegevens: Vanwege ligging, erfaanleg en omgrachting. Traditionele boerderij met in eclectische stijl gebouwd dwarshuis. Sierlijke en wat afwijkende vormgeving.

 

 

Noten:

1. GDW, blz. 134, nr. [469]. (Groninger Gedenkwaardigheden).
2. GDW, blz. 134, nr. [471]. (Groninger Gedenkwaardigheden).
3. RHC GA (Groninger Archieven).
4 .Redmer Alma, Achtergrond van een bijzonder monument (SOGK).
5. Schoolmeestersrapport Uithuizermeeden (RHC GA).
6. Eppens. Abel Eppens (tho Equart) (Eekwerd, omstreeks 29 maart 1534 – waarschijnlijk in Oost-Friesland, omstreeks 1590) is een Nederlandse eigenerfde boer en kroniekschrijver geweest..

 

 

Bronnen:

- De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Formsma e.a., 1973.

- Ook zijn gegevens van de borg te vinden in ‘Voor de familie Huinga en in het bijzonder de Wijert’, zie L.J. Noordhoff, ‘Enige nadere gegevens omtrent het goed De Wijert te Helpman’. Groningen, V.A. 1955, blz. 88-99.


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 24 maart 2019.
Revisie: 20 oktober 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top